Ina Boudier-Bakker schrijft in 1925 aan haar uitgever: ‘Is. Israels heeft weer eens een portret van me geschilderd. Ik vind het duizend jaar te jong, maar hij niet.’ Zij was op dat moment een succesvolle romanschrijfster en ook de impressionistische schilder Israels was op het toppunt van zijn roem.
In 1924 schreef ze De straat over haar jaren in Vianen en de roddelende notabelen aldaar. Lezers vangen in het verhaal een glimp op van Boudier-Bakker: ‘Zo-even nog was zij langsgegaan, grote opzichtige blonde vrouw in ’t zwart met de brede wapperende verenhoed – een uitdagende verschijning die hier niet paste. Neen, die paste hier niet’.
Isaac Israels, Ina Boudier Bakker (1925), olieverf op doek, 50 x 41 cm, langdurig bruikleen Letterkundig Museum Den-Haag/ Utrecht